Taferelen.


Domme dingen.

Ik zag hem daar zitten. Hij keek naar de lucht en ik vroeg hem wat hij daar deed.
Ik hou de vogels in de gaten, zei hij, en ik let er op dat zij geen domme dingen doen want daar zouden ze later wel eens spijt van kunnen krijgen.
Hoofdschuddend vervolgde ik mijn weg.


Vis Wiglius.

Vis Wiglius drijft dromerig in de vijver. Onze blonde buurvrouw buigt voorover en kijkt in het water. Wiglius schrikt wakker en als door een slang gebeten denkt hij : dat moet de mijne worden. Hij zwemt naar de bodem naar de modder om na te denken. De vrouwtjesvissen kijken hem eerbiedig na en denken : wat een kanjer !
Dan neemt Wiglius een besluit : ik ga die blonde vrouw ontvoeren, zij moet de mijne worden, ik wil haar voor mezelf alleen.


Kwallen.

Ziet u dat dan niet, zei priester De Bruyn, jezuïet. Ik sleep een enorme wasmand achter me aan overstromend van de trillende kwallen. Dat zijn de zonden die de mensen mij in de biecht hebben toevertrouwd. Ik weet absoluut niet wat ik er mee aan moet. Ik kan ze toch niet in zee gooien, neem me om de liefde Gods niet kwalijk !

Geen opmerkingen:

Een reactie posten