De blauwe regen.

Van ons vervreemdde hij. Wij merkten wel dat hij lopend door zijn grote weelderige tuin steeds meer en luider in zichzelf ging praten. Hij beweerde dat hij sprak met bomen en struiken en dat ze een bewust leven hadden. Als hij langs liep bogen ze zich naar hem toe om hem aan te raken of te omhelzen. Volgens hem hadden planten een eigen karakter, sommige vrolijk of dromerig, andere humeurig en zelfs agressief.
Schouderophalend luisterden wij naar zijn verhalen. Tot eergisteren.
We waren hem aan het zoeken in zijn tuin en daar lag hij met nog een gelukzalige uitdrukking op zijn gezicht en stevig omkneld door de buigzame takken van de blauwe regen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten